Dat een rechter op verzoek van een ouder een omgangsregeling kan vaststellen tussen de ouder en zijn/haar kind is bij de meesten wel bekend. Maar ook tussen grootouder en kleinkind kan een rechtbank een omgangsregeling vaststellen, mocht dat nodig en wenselijk zijn. Dan moet er sprake zijn van ‘family life’ ofwel ‘nauwe persoonlijke betrekking’ als bedoeld in artikel 8 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).
Een minderjarige zoon, laten we hem Joost noemen, verliest zijn moeder door een verkeersongeval. De grootouders in deze uitspraak zijn de ouders van de overleden moeder. Sinds het voorjaar van 2013 is het contact tussen Joost en de grootouders verbroken. De grootouders verzoeken de rechtbank een omgangsregeling tussen hen en Joost vast te stellen.
De rechtbank stelt vast dat de grootouders zeer betrokken waren bij de verzorging en opvoeding van Joost en veelvuldig contact met hem hadden. De vader van Joost betwist niet dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat deze contacten ruimer waren dan de gebruikelijke contacten tussen grootouders en kleinkind, zodat geconcludeerd kan worden dat de grootouders in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige staan en daarmee ontvankelijk zijn in hun verzoek.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van Joost is dat de omgang met zijn grootouders wordt hersteld, zodat hij de mogelijkheid krijgt om zijn herkomst van moederszijde beter te leren kennen, hetgeen in het belang van zijn identiteitsontwikkeling is. De vader van Joost erkent het belang van omgang tussen Joost en de grootouders, maar voert drie bezwaren aan: (1) de grootouders zijn de met hem gemaakte afspraken geregeld niet nagekomen, (2) de grootmoeder is manipulatief en (3) Joost is bang is voor zijn grootmoeder. Vader onderbouwt deze stellingen echter niet, zodat de rechtbank ze verwerpt. Daarmee zijn er geen zwaarwegende belangen die zich tegen omgang tussen Joost en zijn grootouders verzetten, zo oordeelde de rechtbank.
Joost heeft inmiddels al een jaar geen contact meer met zijn grootouders. Aangezien de vader van Joost heeft aangegeven dat het goed met hem gaat, gaat de rechtbank ervan uit dat Joost over voldoende draagkracht beschikt om het contact met zijn grootouders te hervatten. De vader van Joost dient zich over zijn eigen weerzin heen te zetten en naar Joost uit te dragen dat hij het contact met de familie van moeder steunt. De grootouders dienen zich op hun beurt te voegen in hun rol als grootouders. Dit betekent dat van hen verwacht wordt dat zij leuke dingen met Joost doen, zoals spelletjes doen of naar de speeltuin gaan. Het is van groot belang dat zij hun rol als grootouder op verantwoorde wijze invulling geven en Joost niet betrekken bij hun rouwverwerking.
De rechtbank stelt een omgangsregeling tussen Joost en de grootouders vast, waarbij de rechtbank bepaalt dat de omgang gefaseerd wordt opgebouwd, zodat Joost de mogelijkheid krijgt om voorzichtig weer te wennen aan het contact met zijn grootouders. De rechtbank bepaalt tevens dat de grootouders, zolang de omgangsregeling zich in de opbouwende fase bevindt, in en om het huis dienen te blijven.