Ik heb bij mijn echtscheiding met mijn ex afgesproken dat ik geen partneralimentatie van hem wil. We hebben dit in een convenant vastgelegd. Tijdens ons huwelijk heb ik niet gewerkt en na de scheiding lukt het me niet zo snel om ergens een baan te vinden. Ik was daarom genoodzaakt om een Bijstandsuitkering aan te vragen bij de Sociale Dienst van de gemeente. De Sociale Dienst zegt nu tegen mij dat ik geen Bijstandsuitkering krijg, omdat ik recht heb op partneralimentatie waarmee ik in mijn levensonderhoud moet kunnen voorzien. Ik heb de Sociale Dienst verteld dat ik met mijn ex heb afgesproken dat ik geen alimentatie krijg, maar ze zeggen dat zij aan die afspraak niet gehouden zijn. Kan dit zomaar?
Op grond van de Wet Werk en Bijstand kunt u een Bijstandsuitkering aanvragen bij de gemeente. U heeft daarop alleen recht indien u geen recht heeft op een andere uitkering, zoals WW of WIA, maar ook een uitkering van uw ex-partner (partneralimentatie).
Ook als u samen bent overeengekomen dat u geen partneralimentatie zult krijgen, zal de Sociale Dienst vaststellen – op vergelijkbare wijze als de alimentatierechter dat zou doen – of u recht heeft op partneralimentatie en zo ja, op welk bedrag. Indien de gemeente vaststelt dat u ondanks het afzien van alimentatie daarop wel recht heeft, dan kan de Sociale Dienst zelfs op grond van de WWB verhaal halen bij uw ex. De Sociale Dienst kan uw ex benaderen om alsnog de alimentatiebijdrage die hij ingevolge de wet verschuldigd is, te verhalen. Veel gemeenten laten dit na.
Andere gemeenten halen geen verhaal bij uw ex, maar korten u op uw Bijstandsuitkering, stellende dat u het meerdere zelf bij uw ex dient te (ver)halen. Dit kan problemen opleveren, omdat u immers heeft afgesproken dat u geen alimentatie wou. Helemaal als u hieraan een zogeheten niet-wijzigingsbeding heeft verbonden, zal het moeilijk zijn om alsnog alimentatie te verkrijgen.
Soms is er tussen scheidende partners afgezien van partneralimentatie, omdat de echtgenoot die recht zou hebben op partneralimentatie meer heeft toegedeeld gekregen bij de verdeling van de gemeenschap van goederen. Bijvoorbeeld heeft de persoon uit de inleiding de 15 jaar oude auto, alle 17 jaar oude inboedel, en het beetje spaargeld dat ze hadden, toegedeeld gekregen. Haar ex kreeg alleen zijn eigen kleding en wat (economisch niet waardevolle) spulletjes die hij van zijn oma erfde. De Sociale Dienst houdt hiermee rekening bij het vaststellen van de vraag of iemand recht zou hebben op partneralimentatie en hoeveel. De Sociale Dienst kan bij sommige vermogensbestanddelen (grotere geldsommen) wel vergen dat deze eerst worden opgesoupeerd voordat een Bijstandsuitkering zal worden verkregen. Ingeval van het voorbeeld zal hiervan geen sprake zijn.
De Sociale Dienst stelt op een vergelijkbare wijze als de alimentatierechter vast of u recht zou hebben op partneralimentatie. Als u samen hebt afgesproken dat u van alimentatie afziet omdat uw ex zelf op bijstandsniveau leeft of anderszins te weinig draagkracht heeft om enige alimentatie uit te voldoen, dan zal de Sociale Dienst uiteraard geen verhaalsrecht uitoefenen en/of u korten op de uitkering / de uitkeringsaanvraag afwijzen om die reden.
Op grond van de wet mag van kinderalimentatie nooit definitief worden afgezien. Wel kan het zo zijn dat vastgesteld wordt dat de draagkracht van de ouder bij wie het kind niet dagelijks woont (hoofdverblijf heeft) – meestal is dat de vader – onvoldoende is om kinderalimentatie te voldoen. Dan wordt echter niet afgezien van kinderalimentatie, maar wordt deze op nihil gesteld.