Henk is gaan samenwonen met Hester. Hester heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk met Joost. De twee kinderen wonen bij Hester en zijn drie dagen in de week bij Joost. In hoeverre is Henk onderhoudsplichtig voor de kinderen van Hester?
In maart van dit jaar is een uitspraak gedaan door het Hof Den Haag waarin het Hof oordeelde dat een samenwonende partner onderhoudsplichtig kan worden geacht te zijn voor de “stief”kinderen op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)[1].
Als Henk en Hester trouwen, wordt Henk formeel stiefouder en worden de kinderen formeel stiefkinderen. Daarmee wordt Henk onderhoudsplichtig jegens de kinderen. Van hem zou in beginsel verwacht mogen worden dat hij bijdraagt in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen. Tot nog toe was het (in Nederlandse rechtspraak) zo dat deze onderhoudsplicht niet ontstond zolang Henk en Hester niet trouwden; immers werd Henk dan geen stiefouder en bleef hij “slechts” samenwonende partner van de moeder van de kinderen.
Artikel 8 EVRM regelt het “Recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven”.
Het privé familie- en gezinsleven wordt ook wel “family life” genoemd. Family life wordt in de rechtspraak niet alleen aangenomen aanwezig te zijn als er wettelijke familierechtelijke betrekkingen zijn, maar ook als er in de praktijk banden / relaties aanwezig zijn tussen personen die daarmee in zekere mate gelijkenis vertonen. En daar stoelde het Hof Den Haag de uitspraak op.
“Immers, hoewel Henk geen wettelijke onderhoudsverplichting heeft, kan, indien tussen hem en de minderjarigen een familierechtelijke betrekking als bedoeld in artikel 8 EVRM wordt aangenomen, mogelijkerwijs een onderhoudsverplichting van Henk jegens de minderjarigen ontstaan, aangezien ‘family life’ ook financiële verplichtingen, zoals aanspraak op onderhoud, meebrengt.
Het Hof is verder van oordeel dat, gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen t.a.v. samenwonen, gezinnen en relaties, er mogelijk sprake is van ongelijke behandeling tussen een formele stiefouder en een nieuwe partner die samenleeft met de verzorgende ouder en diens minderjarige kinderen. Dit kan strijd opleveren met artikel 8 EVRM. Immers, gelijke gevallen dienen op gelijke wijze te worden toegepast, hetgeen kan leiden tot een doorbreking van het in de wet neergelegde stelsel.
Het Hof stelt vast dat Hester samenwoont met Henk en dat zij samen een huis hebben gehuurd. De huurovereenkomst is voor langere tijd aangegaan, hetgeen de duurzaamheid van de relatie kenmerkt. De minderjarigen verblijven gedurende de helft van de tijd bij Hester en Henk.
Dus op basis van “gelijke gevallen gelijk behandelen” en om strijd met artikel 8 EVRM te voorkomen, zou bij duurzame samenwoning en het samenleven in gezinsverband met minderjarige kinderen geoordeeld kunnen worden dat van een stiefoudersituatie sprake is die gelijk is aan het stiefouderschap als bedoeld in de Nederlandse wet, die een onderhoudsplicht met zich meebrengt.
In deze casus concludeerde het Hof dat “op dit moment niet kan worden aangenomen dat sprake is van family life tussen Henk en de minderjarigen. Indien de samenleving tussen Hester en Henk langer voortduurt en meer tekenen van gezinsleven gaat vertonen, kan dit echter anders worden.”
[1] ECLI:NL:GHDHA:2014:943