De Werkgroep Alimentatienormen, die zich bezighoudt met de uniformering van de regels, heeft op 15 februari j.l. nieuwe richtlijnen gepubliceerd voor het berekenen van kinderalimentatie. De belangrijkste verandering is de invoering van een draagkrachttabel, aan de hand waarvan berekend moet worden hoeveel de onderhoudsplichtige ouder op basis van zijn netto-inkomen moet bijdragen. Met afzonderlijke lasten zoals woonlasten, omgangsregeling en premie ziektekosten, wordt in beginsel geen rekening meer gehouden bij het vaststellen van de kinderalimentatie (wel nog bij het vaststellen van partneralimentatie). Wel kan er – afhankelijk van de omstandigheden – rekening gehouden worden met een zorgkorting, voor de verblijfskosten van de kinderen bij de niet-dagelijks-verzorgende ouder.
Als de ingangsdatum van de kinderalimentatie ligt op of na 1 april 2013, dan zullen in beginsel de nieuwe richtlijnen toegepast moeten worden.
De nieuwe richtlijnen zijn geen wet en hoeven derhalve niet verplicht toegepast te worden, ook niet door rechters. De bestaande richtlijnen voor de berekening van alimentatie worden echter doorgaans door rechters wel toegepast, zodat de verwachting waarschijnlijk mag zijn dat dit met de nieuwe richtlijnen ook (grotendeels in ieder geval) zal gebeuren.
Voor de vaststelling van alimentatie zijn wettelijke maatstaven leidinggevend; dit zijn enerzijds de behoefte en anderzijds de draagkracht. De behoefte is – eenvoudig gezegd – de bijdrage van de ouders die kinderen nodig hebben voor de kosten van hun opvoeding en verzorging. De draagkracht is – ook simpel omschreven – de financiële ruimte die ouders geacht worden te hebben om in de behoefte van de kinderen bij te dragen.
Is de draagkracht van de onderhoudsplichtige ouder hoger dan de behoefte van de kinderen omvat, dan wordt de kinderalimentatie in principe beperkt tot het bedrag van de behoefte. In het omgekeerde geval (de draagkracht is lager dan de behoefte) dan wordt de kinderalimentatie in beginsel vastgesteld op het draagkrachtbedrag.
De behoefte van de kinderen wordt vrijwel op dezelfde wijze vastgesteld: op basis van door het Nibud in samenwerking met het CBS vastgestelde tabellen waaruit – op basis van het aantal kinderen, hun leeftijd(en) en het netto besteedbaar inkomen van beide ouders – de behoefte kan worden afgelezen.
Nieuw is echter de wijze waarop het netto besteedbaar inkomen wordt berekend. En nieuw is dat van het uit de tabel af te lezen bedrag het kindgebonden budget van het tabelbedrag wordt afgetrokken.
Bij inkomens vanaf bijstandsniveau tot € 1.500,-- netto (dat wil zeggen – kort samengevat - na belastingheffingen in box 1 (rekening houdende met heffingskortingen), 2 en 3 vermeerderd met kindgebonden budget) moet de draagkracht worden afgelezen uit een daartoe opgestelde tabel. De draagkracht varieert van € 25,-- tot € 135,-- per maand voor alle kinderen samen.
Bij inkomens vanaf € 1.500,-- netto wordt een formule toegepast voor het berekenen van de draagkracht, waarbij – kort gezegd - een forfaitair bedrag ad € 850,-- wordt gehanteerd voor de maandelijkse kosten van levensonderhoud van de alimentatieplichtige en een vrij te laten ruimte van 30%.
Met het aldus gevonden bedrag aan draagkrachtruimte van beide ouders afzonderlijk, zal berekend moeten worden wat iedere ouder in verhouding moet bijdragen in de behoefte (kosten) van de kinderen. Bij de alimentatiebetaler zal daarbij opgeteld worden het bedrag dat als fiscaal voordeel verkregen kan worden over betaalde kinderalimentatie en kan daarop vervolgens een zorgkorting in mindering worden gebracht (alleen als de draagkracht van beide ouders samen voldoende is om in de hele behoefte van de kinderen te voorzien).
De zorgkorting wordt berekend met vaste percentages van de behoefte. Er wordt dus niet gekeken naar de daadwerkelijke kosten die de niet-dagelijks-verzorgende ouder (de alimentatiebetalende ouder) maakt in de dagen dat de kinderen bij hem / haar verblijven (omgangsregeling).
Er is een aanvaardbaarheidstoets waarop de alimentatieplichtige zich kan beroepen als hij vindt dat de aldus berekende draagkracht onvoldoende ruimte laat om in redelijkheid in zijn eigen (redelijke en noodzakelijke) kosten van levensonderhoud te voorzien. Daaraan kleven echter zware eisen.
Op dit moment is nog onzeker hoe de rechter met de nieuwe richtlijnen en daaruit voortvloeiende knelpunten zal omgaan. Zo lijkt de bedoeling dat alleen de alimentatieplichtige zich kan beroepen op de aanvaardbaarheidstoets; maar wat als de alimentatieplichtige in werkelijkheid veel lagere kosten (en dus hogere draagkracht) heeft dan uit de tabel/formule voortvloeit?
Ook is het nog maar de vraag of de nieuwe richtlijnen een verbetering zullen zijn; geven zij wel de beoogde vereenvoudiging, voorspelbaarheid, conflictbestendigheid en rechtvaardigheid (aldus enkele van de doelen van de invoering van de richtlijnen)?
Bovendien is onzeker hoe een en ander uitpakt voor bijvoorbeeld een Bijstandsgerechtigde alleenstaande moeder; zal de toegepaste zorgkorting worden gezien als besparing (en daarmee financieel voordeel) aan haar zijde en zal zij voor dat bedrag gekort worden op haar uitkering?