Afgelopen jaar stond ik tweemaal een vader bij na een echtscheiding. Moeder (zijn “ex”) was zomaar verhuist met hun kind, zonder hem te vragen of hij daarmee kon instemmen. Moeder was niet naar de andere kant van de stad verhuist, maar naar een andere stad meer dan 50 kilometer bij vader vandaan.
Vader kwam radeloos naar mij toe. Toen ik hem vertelde dat hij zeker wel kans van slagen had als ik namens hem de rechter zou verzoeken om het hoofdverblijf (woonplaats) van het kind bij vader vast te stellen, had hij daar maar weinig vertrouwen in. Maar beide vaders in beide afzonderlijke kwesties kregen het recht aan hun zijde!
De rechter oordeelde dat moeder de vader, nu hij het ouderlijk gezag had over het kind samen met moeder, om toestemming had moeten vragen voordat zij met het kind verhuisde. Moeder mag niet zomaar zonder instemming van vader de woonplaats van het kind verplaatsen naar elders. Door dit wel te doen, doorkruiste zij niet alleen het ouderlijk gezag van vader, maar maakte zij ook de omgangsregeling tussen vader en kind onmogelijk. De afstand tussen de woonplaats van het kind en de woonplaats van vader was zodanig groot dat een coouderschapsregeling niet meer mogelijk was, helemaal niet toen het kind naar school ging.
De rechter is geneigd om de ouder die het meeste ruimte biedt aan omgangsmogelijkheden tussen het kind en de andere ouder, het hoofdverblijf van het kind toe te wijzen. Ook in deze kwesties lieten de vaders middels een ouderschapsplan zien dat zij de zorg voor het kind goed geregeld hadden qua onder meer werktijden, opvang en een ruime omgangsregeling met moeder en uitgebreide overlegmomenten (en mede beslismogelijkheden van) met moeder over alle gezagskwesties betreffende het kind. Vaders trekken dus niet bij voorbaat altijd aan het kortste eind!