Op grond van de wet bestaat er een verplichting tot informatie en raadpleging van een ouder jegens de andere ouder, indien deze laatste niet het ouderlijk gezag heeft. Ouderlijk gezag heeft een ouder over zijn/haar minderjarige kind en omvat het recht en de plicht het kind te verzorgen en op te voeden. Hieronder valt de verantwoordelijkheid voor het geestelijke en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid en het beheer over het vermogen van het kind.
Niet iedere ouder heeft vanaf de geboorte het gezag of een ouder kan onder bijzondere omstandigheden uit het gezag worden ontheven. Om ervoor te zorgen dat deze ouder die betrokken wil blijven bij het wel en wee van zijn kinderen daartoe in algemene zin in staat wordt gesteld, dient de andere ouder (die wel het gezag heeft; gezagsouder) hem te informeren en raadplegen omtrent de kinderen. Ook als er geen omgang plaats heeft - bijvoorbeeld na ontzegging door de rechter - bestaat de verplichting tot informatieverschaffing en raadpleging.
De wettelijke plicht tot informatie en raadpleging geldt voor ouders van een minderjarig kind, zowel in een huwelijkse situatie/tijdens hun relatie als na scheiding van de ouders.
Wie is “ouder” ten aanzien waarvan de gezagsouder deze plicht heeft? De biologisch ouder die in nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat (family life) of juridisch ouder (erkend, adoptie, gehuwd met moeder ten tijde van geboorte) met family life. Er zijn ook rechtelijke uitspraken waarin dit recht op informatie werd toegekend aan grootouders die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind stonden.
De gezagsouder kan de belangrijke informatie over het kind of de raadpleging ook via een derde, bijvoorbeeld een advocaat of raad voor de kinderbescherming of een vertrouwenspersoon aan de andere ouder verschaffen.
De informatieplicht en plicht tot raadplegen ziet alleen op belangrijke aangelegenheden betreffende de persoon en het vermogen van het kind. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kwesties als schoolkeuze, leerprestaties, beroepskeuze of belangrijke zaken op medisch/gezondheid kind of financieel gebied het kind betreffende. Maar ook informatie en consultatie bijvoorbeeld over de vraag of de zeventienjarige dochter een jaar als au pair naar het buitenland zal gaan, ligt voor de hand.
De verplichting om advies te vragen (raadplegen) brengt geen verandering in de bevoegdheid tot het nemen van de beslissing. De gezagsouder is en blijft als enige bevoegd de desbetreffende beslissing te nemen. De plicht tot raadplegen impliceert geen medebeslissingsrecht van de niet-gezagsouder.
De gezagsouder of de andere ouder kan de rechter vragen om een regeling met betrekking tot de informatie vast te stellen. In die regeling kunnen door de rechter zaken zoals de frequentie (bijvoorbeeld tweemaal per jaar) en de vorm van de informatieverschaffing (bijvoorbeeld foto verstrekken / informeren over schoolprestaties, gezondheid e.d.), nader worden gespecificeerd.
Zowel de gezagsouder als de andere ouder kunnen de rechter vragen vast te leggen in welke concrete gevallen de raadpleeg-verplichting geldt.
Ook zonder rechterlijke regeling bestaat echter de wettelijke plicht van de gezagsouder.
De rechter kan dit bepalen op verzoek gezaghebbende ouder of ambtshalve indien het belang van het kind dit vergt.